zondag 29 december 2013

Kerstboodschap

Aangezien ik dit jaar met de kerstdagen een beetje droevig was, ben ik ze rustig doorgekomen. Zelfs de kersttoespraken van paus Franciscus en koning Willem-Alexander heb ik gemist, maar eigenlijk maakt me dat niet zo veel uit. De voorzitter en secretaris van mijn vereniging PERMASIT zijn naar het open huis van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar gegaan en hebben daar ook een kersttoespraak bijgewoond.

Bij prominenten (politici, staatshoofden, belangrijke personen) in Indonesië is het de gewoonte om bij feestdagen zoals Kerstmis en het Suikerfeest een ‘open house’ te organiseren. Iedereen is dan welkom om feest te vieren met als doel het creëren van saamhorigheid (hèt thema van de kersttoespraak van Willem-Alexander).

Op 26 december 2013 waren maar liefst 1.000 personen naar Wassenaar gekomen (bron: www.indonesia.nl), naar het huis van H.E. Retno LP Marsudi, de ambassadeur van Indonesië en haar echtgenoot. Er was een grote tent geplaatst bij het huis zodat er voor iedereen ruimte was. Een groot deel van het publiek was Indonesisch, maar er waren ook veel Nederlanders gekomen. De bijeenkomst begon met een gebed, gevolgd door de kersttoespraak van de ambassadeur.

Tijdens haar toespraak onderstreepte ambassadeur Marsudi de betekenis van Kerstmis als symbool van vrede, liefde en dankbaarheid. Ze vindt het belangrijk dat er religieuze verdraagzaamheid is en zij ziet dit ook binnen Indonesische gemeenschappen in Nederland. Een spreuk van Indonesië is namelijk 'eenheid in verscheidenheid'. Volgens de ambassadeur is dit te bereiken door middel van liefde en wederzijds respect.

Verder uitte zij haar dankbaarheid voor de doelen die in 2013 bereikt zijn tussen Nederland en Indonesië. In november 2013 heeft minister-president Mark Rutte met een handelsdelegatie Indonesië bezocht. Dit heeft onder andere geresulteerd in de lancering van een 'Joint Declaration on Comprehensive Parnership'. Nederland en Indonesië geven daarmee uiting aan hun streven naar een gelijkwaardig en toekomstgericht partnerschap.

Ook noemde de ambassadeur de Indonesische verkiezingen, die zullen worden gehouden in 2014, waarbij ze verwacht dat deze de democratie in Indonesië zullen bevestigen.


Ik heb begrepen dat hierna het feest ging losbarsten. Er was op vier plaatsen eten te krijgen en er werd volop aan poco-poco gedaan (Indonesische linedance die op geen enkel feest kan ontbreken). Mijn assistenten vonden dat de party goed geregeld was.

Toen ik vroeg of er ook andere pencak silat leraren en assistenten waren, vertelden ze dat ze die niet hadden gezien. Ik verbaasde mij, want het leek mij een mooie gelegenheid om elkaar te ontmoeten en een gevoel van saamhorigheid te krijgen. En ik had eigenlijk wel verwacht dat mijn medesesepuh Paatje Phefferkorn (91 jaar oud) wel aanwezig zou zijn. Want als er gedanst wordt, dan is hij meestal van de partij. Dus ik belde hem op. Hij zei dat hij van niks wist en dat hij graag had willen gaan. Met Godswil gaan we volgend jaar samen.

zondag 22 december 2013

Feestdagen

Haji Abdul Samad Umarella op 30 oktober 2013

De feestdagen van 2013 worden overschaduwd door droevige gebeurtenissen. Drie kennissen van mij zijn overleden, waaronder mijn goede vriend Haji Abdul Samad Umarella uit Ridderkerk, ook wel oom Sam genoemd. Hij was guru van de pencak silat vereniging Nusahitu Solemata.

Donderdagmiddag 19 december om 12.00u belde hij mij op, ik was onderweg naar de toko om boodschappen te doen. Ik zette mijn auto aan de kant. Hij klonk opgewekt, ook al was hij reeds enige tijd ziek: Hij leed aan diabetes en was hartpatiënt.

’s Avonds kreeg ik zijn goede vriend Jimmy Bax aan de lijn. Jimmy huilde en wist zich geen raad terwijl hij vertelde dat onze vriend Umarella was overleden. Ik was geschokt. Hoe kon dit? Zo spreek je hem aan de telefoon en een paar uur later is hij er niet meer.

Ik ben nog steeds verdrietig om het verlies van zo’n trouwe vriend. Ik kreeg zo veel geestelijke steun van hem. Hij adviseerde mij en stond altijd achter mij. Tijdens onze selamatan op 30 oktober had ik hem gevraagd om de maaltijd te openen met een gebed (zie blog 31 oktober). Hij is namelijk imam geweest en heeft ook de bedevaart naar Mekka gemaakt. Hij was dus haji. In zijn stad Ridderkerk leeft een kleine gemeenschap van Molukse moslims, waarin hij een belangrijke rol had. Het Ramadanjournaal interviewde hem en liet zien hoe hij met zijn familie de vastenmaand vierde: Ramadanjournaal NTR

Haji Umarella had ook geestelijke kunde. Hij liet op evenementen de zogeheten ‘bamboe gila’ zien, de gekke bamboe. Het is een Molukse traditie die ook wordt gedaan door mijn andere vriend, guru Tulalessy. Een aantal mannen houden dan een grote stam van bamboe vast. Hij blies met wierook in de holle bamboe en deze begon dan te bewegen, zo dat de mannen die hem vasthielden hem niet tegen konden houden en van links naar rechts slingerden. Iedereen die het niet geloofde, mocht het proberen.

Wat ik ook geweldig vond, was de cakalele dans die een aantal Molukse jongeren deden, waaronder zijn zoons. De laatste keer heb ik deze dans gezien op het festival van de ambassade van Indonesië in april 2013. Ook mijn leerlingen vonden het fantastisch.

Ik ben dus een van mijn belangrijkste medestanders kwijtgeraakt. Hij is 70 jaar oud geworden.

zaterdag 14 december 2013

Bond

Vorige week kon je de reacties lezen van mijn leerlingen, op het seminar dat op 17 november werd gegeven in Den Haag. Experts waren de heer Teddy Suratmadji, secretaris generaal van de wereldbond PERSILAT en de heer Erizal Chaniago, secretaris van de Indonesische pencak silat bond. Zij waren speciaal vanuit Indonesië gekomen. Onderstaand mijn eigen beleving van dit evenement. Want in mijn ogen was het niet allemaal positief.

Eigenlijk ontkom ik er niet aan om weer een stukje geschiedenis te vertellen. De heer George de Groot en ik hebben niet alleen Stichting ASLI opgericht (een stichting ter behoud en verbreiding van de edele verdedigingskunst pencak silat), we hebben in de jaren tachtig samen ook een bond opgericht: de Nederlandse Associatie Pencak Silat Indonesia, afgekort NAPSI. Deze bond draaide goed, totdat vanuit Indonesië het dringende verzoek kwam om een nieuwe bond te creëren, de Nederlandse Pencak Silat Bond, NPSB. Dit aangezien er meerdere bonden in Nederland waren die men tot een eenheid wilde vormen. Omdat de NAPSI een bond was die officieel geregistreerd stond en ook erkenning had van de Federatie Oosterse Gevechtskunsten, werden onze statuten hiervoor gebruikt. In feite werd de NAPSI dus omgevormd naar NPSB.

Het resultaat is dat de NPSB nooit goed gefungeerd heeft. De bond is niet representatief voor de pencak silat in Nederland. Veel verenigingen zijn uit de bond gegaan wegens wanbestuur. Er worden geen verkiezingen gehouden, dus de voorzitter die er nu is en de secretaris (zijn vrouw) staan al zo’n 15 jaar aan het roer. Vanuit Indonesië komt er geen actie, de wereldbond vindt dat de verenigingen in Nederland het zelf maar uit moeten zoeken. Ondertussen is er geen contact met de NPSB. De voorzitter is verschillende malen uitgenodigd door de Indonesische ambassade, maar er is nooit een reactie terug gekomen, niet eens een bevestiging van ontvangst. Ook op 17 november was de NPSB natuurlijk uitgenodigd en niet op komen dagen.

Intussen bracht de heer Teddy Suratmadji op het seminar de boodschap dat alle scholen zich zouden moeten aansluiten bij de NPSB. Het leek wel een ouderwetse langspeelplaat die bleef hangen. Wij en verschillende andere verenigingen hebben ons allang weer aangemeld bij de NPSB, nadat we ons medio 2000 hadden uitgeschreven. Je krijgt alleen geen reactie. Als de NPSB daar aanwezig was geweest, hadden we dit ter plekke kunnen regelen. Maar helaas.

Er ontstond wel een grimmige sfeer, omdat er enkele verenigingen aanwezig waren die al die jaren nog wel bij de NPSB zijn gebleven. Zij waren er niet blij mee dat dit gezegd werd, aangezien zij andere belangen hebben. Uiteindelijke suste de heer Erizal Chaniago de zaak door te beloven dat er maatregelen zouden komen indien binnen een half jaar geen verandering zou optreden.

Ik vind het ten eerste een belediging naar de ambassadeur dat er niet gereageerd wordt op een uitnodiging van haar kant. Daarnaast vind ik het oneerbiedig naar de wereldbond en de Indonesische bond om niet op te komen dagen. Het is een vreemde gewaarwording dat ze los van elkaar opereren en een slecht voorbeeld voor de Indonesische verdedigingskunst.

Ik hoop dat er nog een oplossing komt voordat ik onder de groene zoden lig. Maar ik slaap er slecht van. Ondertussen hebben De Groot, Tulalessy en ik de NAPSI weer nieuw leven ingeblazen. Samen proberen we de naam van de verdedigingskunst hoog te houden. Je moet er toch het beste van zien te maken.

zondag 8 december 2013

Seminar

Op zondag 17 november 2013 was er een seminar op de Indonesische ambassade in Den Haag. Seminar betekent: bijeenkomst met als doel over een bepaald onderwerp nieuwe kennis te vergaren. Het onderwerp was natuurlijk: pencak silat.

Als deskundigen uit Indonesië waren uitgenodigd: de heer Teddy Suratmadji, secretaris generaal van de wereldbond PERSILAT en de heer Erizal Chaniago, secretaris van de Indonesische pencak silat bond. Zoals je in de vorige blog kunt lezen waren zij gekomen door interventie van een van mijn vrienden en metgezellen in de verbreiding van de pencak silat, de heer George de Groot, met wie ik samen de Stichting ASLI (stichting ter behoud en verbreiding van de edele verdedigingskunst) heb opgericht.

Het seminar begon met een serie demonstraties door de aanwezige verenigingen. Elke leerschool kreeg vijf minuten de tijd. Daarna volgde een stuk theorie in twee rondes.

Via deze link is onze demo te zien: http://www.pencaksilatindonesia.nl/index.php/nl/component/allvideoshare/video/latest/permasit-seminar-pencak-silat-2013

Ik vond het leuk om met mijn leerlingen naar Den Haag te gaan. Onder hen waren ook een paar Indonesiërs. Hier wat reacties die ik achteraf (in de auto en op de training) hoorde:

“Het is een goede formule om korte demo’s te laten zien. Soms kan een voorstelling langdradig zijn en dan is het in 5 minuten tenminste klaar. Ook heb je zo een mooi overzicht van wat er op pencak silat gebied gedaan wordt.”

“Goed dat er een website is waarop alles geregistreerd staat: www.pencaksilatindonesia.nl

“Leuk dat er ook kinderen optraden. Maar voor hen is een seminar natuurlijk niet echt geschikt.”

“Wat is eigenlijk de visie van de wereldbond? De secretaris generaal zegt: ze willen een olympische sport worden, maar het was voor mij niet duidelijk hoe ze dit willen bewerkstelligen. Ze hebben geen goede website, deze is zelfs al jaren ‘under construction’! En dan zegt hij ook nog: wie verstand heeft van computers, mag zich aanmelden. Haha.”

“Maar die man van de wereldbond is een politicus in Indonesië. Hij is ook een geslaagd zakenman en CEO van een hotel. ”

“De secretaris van de IPSI leek me wel geschikt. Ik heb gisteren en vandaag een tijdje met hem gesproken. Hij zei dat hij een aantal kwalitatief goede demo's had gezien, die ook op wereldniveau zouden kunnen deelnemen.”

“Het seminar zelf had wel wat meer inhoud mogen hebben. Die man had een boekje vast met basishoudingen die we allemaal al hebben gehad en die mocht ik voordoen.”

“Ja, ik had ook zin in wat meer actie.”

“Binnen het seminar werd nauwelijks aandacht besteed aan het kunstaspect: muziek, kleding, wapens. Verschillen tussen West-Javaanse en Oost-Javaanse verdedigingskunst.”

“Ik vraag me ook af wat het doel was van dit seminar. Maar mij hoor je niet klagen, want het was weer een gezellige dag. En het eten was goed.”

zondag 1 december 2013

Gezamenlijke training

.

16 november 2013 was een memorabele dag. Op deze dag hebben we met onze verenigingen Paguron Mande Muda Mawar Suci, P.S. TRI-Bhakti en Perguruan PERMASIT een gezamenlijke training gehouden in Vught. Niet dat het de eerste keer was dat we samen hebben getraind. Het was bijzonder omdat er deze keer een afvaardiging uit Indonesië aanwezig was.

Ik werk al sinds de jaren zeventig samen met andere guru’s, onder wie guru Tulalessy en guru De Groot. Ik heb met hen een sterke band, omdat zij net als ik de Indonesische verdedigingskunst in haar ware zin beoefenen. Zij hebben, net als ik, al tijdens hun jeugd in Indonesië hiermee kennisgemaakt en ze zijn erop gebrand om het culturele erfgoed te bewaken.

In de jaren zeventig en tachtig werd het in Nederland een rage om een verdedigingskunst en/of vechtsport te beoefenen. In die tijd werd ook de pencak silat populairder. Er waren in Nederland veel mensen die een karateschool oprichtten, waaronder ook een aantal Indischen. Zij wilden terug naar hun roots en besloten na een vakantie in Indonesië hun karateschool om te vormen naar een leerschool voor pencak silat.

Persoonlijk vond ik het goed dat er meer aandacht kwam voor de pencak silat in Nederland. Maar waar ik op tegen ben, is commerciële uitbuiting. Als leraar dien je bepaalde ethische normen te handhaven. Je moet goed beslagen ten ijs komen. Leerlingen kunnen niet binnen twee of vier jaar een zwarte band behalen bij mij. Ze moeten tientallen jaren getraind hebben en dan nog kan het gebeuren dat ik afscheid van hen neem, bijvoorbeeld bij wangedrag. Want ik vind dat je jezelf zowel in als buiten de trainingszaal goed moet gedragen. Daarom ben ik er heel erg op tegen dat sommige mensen na een weekendje trainen zichzelf al guru noemen. Dit heeft het imago en het niveau van de verdedigingskunst pencak silat enorm omlaag gehaald.


Guru Tulalessy en guru De Groot hanteren dezelfde normen als ik en daarom werk ik graag met hen samen. Toevallig wonen we ook bij elkaar in de buurt: de heer Tulalessy woont in Den Bosch en de heer De Groot woont in Nijmegen.

Omdat er veel verschillende vormen zijn in de Indonesische verdedigingskunst (Indonesië bestaat namelijk uit duizenden eilanden), is het lastig om samen een training op te zetten. Hier heeft de wereldorganisatie van de pencak silat (PERSILAT) iets op bedacht: er zijn twee internationale lopen gecreëerd. Er is een trio ongewapend (Jurus Wajib Regu, letterlijk 'verplichte groepsloop') en een solo ongewapend/gewapend (Jurus Wajib Tunggal, letterlijk 'verplichte sololoop'). Deze internationale lopen trainen wij samen. Dit deden wij dus ook op 16 november, toen de heren van de Indonesische pencak silat bond en de wereldbond kwamen kijken.

Van mijn leerlingen kreeg ik positieve reacties. De training was strak en hard. Onze vaandels waren opgehangen in de gymzaal en het Indonesische wapen, de Pancasila, was aanwezig. De sfeer was uitermate goed en ik vind het fijn om te zien dat onze leerlingen het onderling goed kunnen vinden. Ze mengen zich goed onder elkaar en omdat ze hun eigen tenue dragen, is het een kleurrijk geheel. Alles liep gesmeerd, van de training zelf tot aan de ontvangst, de hapjes en drankjes. Ik hoop dat we dit vaker mogen meemaken.

Via de volgende link kun je de foto’s bekijken: foto's training Vught
.

zondag 24 november 2013

Hoog bezoek

Samen met de heer Firdaus Dahlan, met het certificaat van Stichting ASLI dat ik hem bij zijn afscheid gaf
Vorige week ben ik het hele weekend op pad geweest voor een evenement van de Indonesische Ambassade in Nederland. Het begon zaterdagochtend en ik was op zondagavond laat thuis. Ik was kapot en had gewoonweg de moed niet meer om nog iets op deze weblog te plaatsen.

De Indonesische Ambassade heeft vorige week twee heren uit Indonesië laten overkomen: de algemene secretaris van de Indonesische pencak silat bond (IPSI) en de secretaris generaal van de wereldbond (PERSILAT). Zij kwamen naar Nederland voor ontmoetingen met verschillende pencak silatscholen (op zaterdag 16 november) en om een seminar te geven (op zondag 17 november). Een druk weekend dus!

Aan hun bezoek is een hele geschiedenis voorafgegaan. Ik heb in 2003 samen met de heer George de Groot een stichting opgericht om de belangen van de pencak silat Indonesia te behartigen, genaamd ‘Stichting ASLI’. Ik heb via deze stichting altijd nauw samengewerkt met diplomaten van de Indonesische ambassade in Nederland.

Nou zijn Indonesische diplomaten altijd maar tijdelijk in Nederland: na een paar jaar moeten ze terug naar hun eigen land, waar ze in dienst zijn bij het departement buitenlandse zaken. Maar met de vorige attaché van cultuur, de heer Firdaus Dahlan, heb ik een speciale band. Ik vond het dan ook jammer dat hij eind 2010 moest vertrekken. We hebben nog vaak contact en zien elkaar steeds als hij in Nederland is en als ik in Indonesië ben.

De heer Dahlan nodigde mij het afgelopen jaar uit voor een groot congres in Indonesië: Diaspora. Diaspora betekent: de grootschalige verstrooiing of verspreiding van een volk over verschillende delen van de wereld. Op het congres komen Indonesiërs vanuit de hele wereld bij elkaar om te praten over verschillende onderwerpen. Indonesië maakt momenteel een grote economische groei door en ook op milieugebied worden er verbeteringen aangebracht. Uiteraard is er ook aandacht voor cultuur.

Omdat ik al op zo’n hoge leeftijd ben en niet meer zeker wist of ik de krachten nog zou hebben om de reis te maken en aan zo’n groot evenement deel te nemen, stelde ik voor dat mijn medeoprichter van Stichting ASLI, de heer De Groot, zou gaan.

En zo gebeurde het. De heer De Groot is afgelopen zomer op het congres Diaspora geweest en hij was er zeer over te spreken. Hij ontmoette veel mensen die aan verdedigingskunst doen, waaronder natuurlijk ook de heren van de Indonesische pencak silatbond en de wereldbond. De Groot nodigde hen uit om naar Nederland te komen en uiteindelijk heeft de Indonesische ambassade hen vorig weekend ontvangen. 

Op zaterdag waren ze in Hilversum en in Vught om daar een aantal bijeengekomen pencak silatverenigingen te ontmoeten. Wij waren aanwezig in Vught. In mijn volgende blog zal ik hierover vertellen.

zondag 10 november 2013

Dienstplicht

Javaanse revolutionairen bewapend met bamboesperen, 1946
Bron: Tropenmuseum

Tijdens mijn dienstplicht medio '47 werkte ik in eerste instantie op de 83ste werkplaats als monteur. Ik moest natuurlijk mee het binnenland in als er pech was met een van de voertuigen. Risico was dat je dan aangevallen werd door vrijheidsstrijders. Dat was voor mij een dilemma, want een broer van mijn moeder was luitenant bij het Indonesische leger.

Stel dat ik tegenover hem kwam te staan, wat zou ik dan moeten doen? Bovendien wilde ik niet meewerken aan de strijd tegen zijn leger, maar dit kon ik natuurlijk tegen niemand vertellen. Ik hoorde ook verhalen over de politionele acties van ene generaal Spoor, hij had het Nederlandse leger in handen. Ik vond hem maar een misdadiger. Een stem in mij zei dat de Indonesiërs recht hadden op hun vrijheid. En hoewel ik als Indo een buitenstaander was, beschouwde ik hen als mijn eigen volk. En ik wilde niet vechten tegen mijn eigen familie en mijn eigen mensen.


Ik vroeg om overplaatsing met als reden dat het werk voor mij te zwaar was. Ik had een tengere gestalte en ik gaf aan dat het sjouwen met onderdelen van tanks en banden voor mij te moeilijk was. Niet helemaal de waarheid: wie mij kent weet dat ik nooit zou opgeven om die reden. Maar blijkbaar was ik wel geloofwaardig. Ik mocht na een half jaar gaan dienen bij de marinepolitie. Ook daar bleef ik ongeveer een half jaar. Toch had ik soortgelijke problemen, want er zat natuurlijk ook familie van mij bij de marine.

Toen kwam er Goddank toch een uitweg. Er was een vacature als administratief medewerker bij de algemene federale politie en ik greep die kans. Ik kon daar terecht. Vervolgens deed ik een toelatingstest voor de opleiding tot hoofdagent aan de politieschool in Sukabumi. Ik werd toegelaten tot de lichting 1948/1949. Hier kreeg ik mijn eerste contact met vrijheidsstrijders.

zondag 3 november 2013

1945-1947

Twee dagen na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 roept Soekarno samen met zijn rechterhand Hatta op 17 augustus de onafhankelijke Republiek Indonesia uit. De Nederlanders weigeren dat te accepteren. Aanvankelijk komen de partijen tot een akkoord, maar als zij het niet eens worden over de uitleg daarvan, grijpt Nederland militair in. Bij deze politionele acties (1947-1948) gaat het er gewelddadig aan toe. Onder druk van het buitenland kan Nederland niet langer om erkenning van Indonesië heen en in 1949 wordt de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië getekend. (www.gahetna.nl)

In 1945 na de proclamatie werden wij als Indo's, waaronder mijn grootvader Tönjes, zijn tweede vrouw Smith, mijn grootmoeder van moeders kant (haar man was overleden) en ik, op last van Soekarno bij elkaar gebracht in de suikerfabriekwoningen van Bermi. Dat ging via een lijst waarop alle Indo's geregistreerd waren. De vrouwen apart en de mannen apart. Maar we werden bewaakt en we kregen eten. Ik heb het niet als negatief ervaren, mijns inziens was het geen slechte maatregel van Soekarno. Het was juist voor onze bestwil, want wie weet wat er anders met ons zou gebeuren: denk aan het vlagincident in september 1945 bij het voormalige Oranje hotel in Surabaya, dat eindigde in een bloedbad. Het werd toegestaan dat het Rode Kruis ons bezocht, hiervan kregen we ook steun en eten. We werden goed behandeld.

In Bermi heb ik nog getraind met Alex Prins, die ook in het kamp zat en bij ons uit de buurt kwam. Ook zijn vader was geïnterneerd geweest. Hij beoefende ook graag het hanenspel dat ik in Probolinggo had geleerd.


Na de overeenkomst van Lingaddjati in november 1946 gingen we naar Tulong Agung. Dit was een soort camping of kamp. Sommigen klaagden dat ze weer in een kamp moesten, maar ik begreep dat het voor onze veiligheid was en zag het niet als een internering. Ik ontmoette mijn vrouw. Zij was vanuit Kediri, waar zij vandaan kwam, naar Tulong Agung gegaan. We moesten een tijdje blijven, want het was te gevaarlijk om naar het toenmalige Batavia te gaan. Het bewind van Soekarno was inmiddels overgenomen door Nederland. Nederland zou voor de orde en rust zorgen. Ik was nog een jongen toen, wat wist ik ervan?

In Batavia werden we door het Rode Kruis ontvangen. Ik kon niet terug naar Probolinggo, omdat we daar geen huis meer hadden en alles bezet was door de Indonesische strijdkrachten van de TRI. Daarom werd ik samen met de anderen naar Surabaya gezonden en daar kregen we te horen waar we terecht konden. Mijn opa kon ergens in Surabaya terecht en mijn grootmoeder van moederskant ging met haar schoonzoon mee die militair was. Ik moest in Surabaya dienstplicht doen.

Het was medio '47. Ik was 19, leefde in een kazerne en ik probeerde maar te doen wat ik kon. Ik was ingedeeld bij de legertechnische dienst 83ste werkplaats. Sinds mijn dertiende was ik niet naar school geweest. Omdat ik een korte tijd ULO gedaan had, kreeg ik tijdens mijn dienstplicht de kans om de MULO te doen op de avondschool. Na mijn dienstplicht ben ik naar de politieschool in Sukabumi gegaan en hier heb ik de MULO afgemaakt.

donderdag 31 oktober 2013

Wens

Sommige avonden zijn een cadeau. Gisteren hielden we een selamatan. ’Selamat’ betekent letterlijk ‘het geluk’. Een selamatan is een dankmaaltijd waarbij je een wens mag doen. Deze Javaanse traditie heb ik van huis uit meegekregen.

De maaltijd bestaat uit gele rijst met zeven gerechten (bijvoorbeeld kip is een gerecht, groente is een gerecht). Je kunt het houden ter gelegenheid van een speciale gebeurtenis: een verjaardag of een trouwdag. De leden van mijn vereniging hielden een selamatan omdat we de naam van onze vereniging hebben veranderd. Waarom we dat hebben gedaan is een lang en minder fraai verhaal dat ik misschien een andere keer ga vertellen. Kort gezegd komt het erop neer dat onze naam is veranderd van Pamur Kombinasi naar PERMASIT.

PERMASIT betekent: Permainan Madura (Jago Tarong) Silat Tjimande (Tari Kolot Kebon Djeroek Hilir Banten). Het staat voor het Madurese Hanenspel dat we beoefenen. En los daarvan trainen we Silat Tjimande Tari Kolot. Dit zijn richtingen in de Indonesische verdedigingskunst. We hopen dat we met de naam PERMASIT een mooie nieuwe start kunnen maken.

Voordat je aan een selamatan begint moet je eerst een gunstige dag uitzoeken. Volgens de Javaanse kalender zijn bepaalde dagen geschikt om een wens te doen. Dat zijn meestal ook goede dagen om een bruiloft te plannen. Op de Javaanse kalender (genaamd Primbon Jawa) heeft elke dag een naam: pahing, pon, wage, kliwon, legi. Zo heb je bijvoorbeeld maandag pahing, maandag pon, etc. Vijf namen maal zeven dagen is dus in totaal 35 dagen. Na 35 dagen begint de cyclus opnieuw. De nieuwe dag begint al om 18.00u ’s avonds. Maandag pahing start dus al op zondagavond.

Een leerling van mij die hierin deskundig is, heeft uitgezocht dat donderdag pon 31 oktober een gunstige dag is. Deze dag begint op woensdag 30 oktober om 18.00u, vandaar dat we op die avond selamatan deden. Toevallig dat ik op een donderdag pon geboren ben en het ook nog Halloween is. Je doet namelijk een wens en je vraagt om hulp van de Almachtige Schepper. Voorouders in het hiernamaals worden daarbij ook herdacht. En ze zeggen dat in deze tijd, waarin ook Allerheiligen en Allerzielen valt, de overledenen bij ons zijn.

De selamatan was gepland bij een andere leerling in Tilburg, die zo aardig was om zijn huis ter beschikking te stellen. Er was een leerling die alles had gekookt. En mijn eerste assistent had een paar oudere pencak silatguru’s, tevens vrienden van mij, opgehaald: De heren Bax, Tulalessy en Umarella. De heer Umarella deed het gebed voor de maaltijd. Hij is haji, dat betekent dat hij als moslim op bedevaart naar Mekka is geweest. Daarom had ik gevraagd of hij dit wilde doen. Tijdens het gebed vroeg hij om vergeving, bescherming en geluk voor de vereniging.

Daarna konden we lekker gaan eten en vieren. Ik ben opgelucht omdat alles goed was gegaan.

zondag 20 oktober 2013

Een cijfer


Bij Omroep Brabant is er een programma dat heet: Een cijfer voor je leven. Het is een documentaire over ouderen die terugkijken. Als ik een cijfer voor mijn eigen leven zou mogen geven, dan is dat een 8,5.

Ik heb mindere tijden meegemaakt. Maar ik ben er ook steeds weer bovenop gekomen. Ik geniet van het leven. En dat komt vooral door de Seni Budaya Indonesia: de kunst en cultuur van Indonesië.

Zo kan het gebeuren dat ik op een gewone, doordeweekse dinsdagavond (17 september) ineens op het Stedelijk College aan de Henegouwenlaan in Eindhoven verzeild raak, samen met maar liefst negen van mijn leerlingen. We zijn uitgenodigd via een liefdadigheidsorganisatie, genaamd Stichting Hibiscus. En we gaan een demonstratie zelfverdedigingskunst doen en een jaipong-dans uit West-Java.

We doen dit omdat er 23 leerlingen van 4 havo en 5 vwo vanuit het Stedelijk College op uitwisseling gaan naar Indonesië. We willen hun alvast iets van de cultuur te laten zien.

Na het werk zijn de jongens meteen in de auto gestapt, in de file. Binnenkomen, snel omkleden en om half 8 kunnen ze het podium op. Gedurende een half uur wordt de Jago Tarong getoond door Gijs, Remco, Stephen, Marc, Anthony, Saroya en Mickelle. De Jago Tarong is het hanenspel dat ik als kind al in Probolinggo beoefende (zie de blogs over mijn jeugd). 


Ter promotie deden de jongens ook twee internationale verplichte lopen. Deze lopen zijn bedacht door de wereldbond van de pencak silat (Indonesische zelfverdedigingskunst). Deze wereldbond heet PERSILAT. Eerst kwam een verplichte groepsloop, zonder muziek en zonder wapens, maar met drie personen synchroon. Daarna kwam een solo, die voor een gedeelte ongewapend was en voor een gedeelte met een mes en als laatste een lange stok.

Iets later op de avond is er een West-Javaanse dans te zien door Arie, Irene en Mickelle. Om het geheel compleet te maken heeft Ine Wieringa van Stichting Hibiscus als afsluiting drie dames geregeld die Balinees kunnen dansen.

Het is na tienen. En het regent al de hele dag, maar toch stap ik met een vrolijk gezicht weer bij mij thuis naar binnen. Moe en voldaan. Het was een prachtige avond.

Inmiddels zijn de leerlingen van het Stedelijk College naar Indonesië geweest, naar Yogyakarta om precies te zijn. Van 26 september tot 6 oktober 2013 verbleef elk van hen in een lokaal gezin en ze hebben ook les gekregen op een school daar, waardoor ze inzicht kregen in het leven in Indonesië.

Bovendien komen er in 2014 Indonesische leerlingen naar Nederland. Dan zullen de Nederlandse leerlingen en hun ouders op hun beurt gastgezin zijn en zullen er interculturele activiteiten op het Stedelijk College worden georganiseerd. De school heeft ook een weeshuis geadopteerd en hiervoor wordt regelmatig geld ingezameld.

Dit alles vind ik natuurlijk geweldig, ik geef hiervoor een dikke 10. De leerlingen hebben een verslag geschreven over hun reis. Dit vind je onder de volgende link: leerlingenblog Indonesië


zondag 13 oktober 2013

Cultuurverlies

Vandaag de dag leven wij in een global village. De wereld is één grote stad geworden. Via de moderne communicatiemiddelen hebben wij contacten aan het andere eind van de wereld, waar en wanneer wij maar willen. Het is leuk dat op deze manier anderen onze cultuur kunnen leren kennen. Maar er is volgens mij ook een schaduwzijde.

Gisteren zat ik na de training weer koffie te drinken in een niet nader te noemen wegrestaurant. Een van mijn leerlingen, Gijs, rechts te zien op bovenstaande foto, vertelde over een You-Tube-filmpje met een demonstratie van onze vereniging PERMASIT, dat meer dan 1700 keer is bekeken. Je kunt het vinden via de onderstaande link:

http://www.youtube.com/watch?v=NJwEkr-PpGQ


Onder dit filmpje staat een bijzonder commentaar:

"Kenapa orang luar bangga dengan budaya kita tapi kita yg punya budaya berbondong2 meninggalkan budaya sendiri."

Vertaling: "Terwijl buitenlanders trots zijn op onze kunst, hebben wij, die deze cultuur zelf hebben, met z'n allen in drommen onze eigen cultuur verlaten."

Gisteren zat ik dus met een aantal leerlingen over dit bericht te praten. Er waren drie Nederlanders, een Surinaamse Javaan en twee Indonesiërs. De laatste twee zijn vanuit Indonesië naar Nederland gekomen om te studeren en om te werken. Zij gaven aan dat zij zelf ook ervaren dat de jongeren weinig aan cultuur doen. Ze staan er gewoonweg niet bij stil. Ze komen in Nederland en passen zich aan, misschien een beetje te snel. Zelfs het Indonesische eten wordt door velen vergeten: "te druk, moet snel koken, dan maar de hele week spaghetti". Natuurlijk zaten wij op dat moment in een fastfoodrestaurant, niet echt een goed voorbeeld. Ik dacht met weemoed terug aan de tijd dat ik elke woensdag en zaterdag na de training mijn leerlingen bij mij thuis uitnodigde en hun bijvoorbeeld nasi goreng voorschotelde.

De Surinaamse Javaan zei dat hij bij ons de verdedigingskunst is komen beoefenen, juist om terug te gaan naar zijn roots. Ik wil er graag zijn voor degenen die hun oorspronkelijke Indonesische cultuur willen behouden. Daarom omring ik mij graag met Indonesische jongeren die hier wonen, al dan niet tijdelijk. Ik hoop hun toch een beetje mee te kunnen geven, zodat ze hun eigen identiteit hebben. Of het nou gaat over de verdedigingskunst, over de muziek, het eten, de taal of de beleefdheidsnormen. Het omgaan met elkaar staat centraal.


Maar ook niet-Indonesische mensen zijn natuurlijk welkom bij mij. Als zij iets over Indonesië willen leren dan sta ik paraat, mits zij een eerlijke intentie hebben en geen commerciële of andere individuele doeleinden. Zo kunnen we deze mooie cultuur in zijn zuivere vorm toch preserveren en wellicht ooit terugbrengen naar haar oorspronkelijke plaats.

zondag 6 oktober 2013

Rennen door de modder




Soms denk ik: Was ik nog maar jong. Zoals afgelopen week toen vijf leerlingen van mij meededen aan de Mud Masters Obstacle Run. Dit is een evenement waarbij je een ruig hindernisparcours aflegt. Hiermee kun je geld verdienen voor een goed doel.

Hoe graag had ik deze 12 kilometer-loop met obstakels mee willen rennen met de jongens. Maar ja, op 85-jarige leeftijd heb ik helaas die krachten niet meer. 

Het hele idee van de Mud Masters is bedacht door mariniers. Het doet me denken aan 1948, de tijd dat ik op de politieschool zat in Sukabumi. In het heuvelachtige land met het tropische klimaat heb ik ook hindernisparcoursen afgelegd. Ons geweer moesten we meenemen. Nog steeds laat ik mijn leerlingen koprollen maken met een stok of een ander groot voorwerp in hun beide handen.


Als politieman moet je basisconditie altijd goed zijn. Wanneer ik agenten hier in Nederland zie lopen met een dikke buik, dan schud ik meewarig mijn hoofd: Dat was er in mijn tijd niet bij.

Gelukkig maar dat er nog initiatieven zijn zoals die van de Mud Masters. Op hun website kun je er alles over lezen: www.mudmasters.nl

Stephen, Hugues, Remco, Gijs en Marc hebben 180 euro opgehaald voor het goede doel: de kinderen in Brazilië. Kruipend onder prikkeldraad, klimmend, tussen stroomdraden door lopend, glijdend en springend in de modder: Ik ben er trots op.


Afgelopen zomer ging ik mee naar de Drunense Duinen. We hebben eerst gelopen door het mulle zand. Het was een hele klim voor mij om op een duintop te komen en toen ik daar neerstreek, was de echte training nog niet begonnen. Ik vind het belangrijk om in beweging te blijven. Ook al ben ik oud, ik kan altijd  nog een beetje looppassen en oefeningen doen. Dit doe ik elke ochtend: eerst ga ik hurken en opstaan, minimaal tien keer. Daarna pak ik mijn halters, soms beweeg ik ze zestig tot honderd keer. Als laatste ga ik rennen in de tuin, want dat is goed voor de ademhaling.

Oké, ik heb af en toe last van mijn schouders of mijn armen, toch kan ik het niet laten. Ik ben nou eenmaal een beweeglijk type. Ik zou iedereen, zeker als je al op leeftijd bent, willen aanraden om te doen wat je kan. Zolang het nog mogelijk is.

zondag 29 september 2013

Vader

Opa Tönjes was hier stationschef


Mijn vader was dus vermoord door de Jappen. Ik zeg vermoord, want als hij niet door hen meegenomen was, had hij nog veel langer kunnen leven. Bij het bericht dat ik van de Japanners kreeg, waren zijn nagels opgestuurd. Dat was dan het bewijs dat hij het was, aangevuld met zijn gegevens.

Wat er precies was gebeurd wilde ik niet weten. Er zijn een paar mogelijke scenario’s. De meeste gevangenen zijn bezweken aan uitputting en een tekort aan voedsel, eventueel in combinatie met een bepaalde ziekte. De krijgsgevangenen moesten zwaar werk doen, waarbij ze ook op transport gesteld werden om in een bepaald gebied dwangarbeid te verrichten.


Mijn vader kennende is het meest denkbaar dat zijn opstandige gedrag hem fataal is geworden. Hij was niet makkelijk. Hij zou nooit iemand verraden en als het hem niet duldde werd hij heel erg kwaad. Ik wil niet weten waardoor hij is overleden, omdat ik zag hoe de Jappen hem behandelden toen ze hem meenamen. Al die verschrikkelijke details, daar moet ik niet aan denken. In de vrachtwagen was ook de vader van Ronnie van Staden, die een autogarage had. Nooit heb ik meer wat van de familie gehoord. Ook de vader van Willie Henschen was in de vrachtwagen, van hem weet ik ook niet of hij de oorlog heeft overleefd.

Graag zou ik in contact willen komen met mensen uit die tijd en mensen die hier iets van weten. Ik hoef geen gruwelijkheden te horen, maar wel hoe het met mijn vrienden en kennissen van toen gaat. Zodat ze kunnen meevertellen, ook over de leuke momenten van voor die tijd.

Bijvoorbeeld over mijn school in Probolinggo. De leraren waren allemaal Europees. Op de basisschool was de hoofdonderwijzer de heer Mans. En ik kreeg les van juffrouw Süvercrob, die was aardig. Iedereen vond haar aardig.

Favoriet op de ULO was juffrouw Bisangson van Frans. In Nederland was de oorlog aangebroken, dus we mochten de Duitse taal niet meer leren. Mijn vader was erg gecharmeerd van juffrouw Bisangsong, dat zag ik wel. Als er een oudervergadering was, of een schoolbijeenkomst, dan zorgde hij ervoor dat hij in haar buurt was.

Hoe ouder ik word, hoe kleiner de kans dat er nog mensen bestaan die mijn vader hebben gekend en de oorlog hebben overleefd. Hij was geboren in 1898. Hij is nog geen 45 jaar oud geworden.

zondag 22 september 2013

De Jappen



Van 1940 tot 1942 zat ik op de ULO in Probolinggo. Met dat meisje van De Gruiter, ze zat een klas hoger. Ze was altijd heel lief tegen mij, maar ik zag het niet zitten. Ik was niet bezig met verliefd zijn, want ik moest op mezelf staan. Mijn vader werkte en ik was vaak alleen thuis. Om te leren had ik stilte nodig en dan ging ik naar mijn grootvader, omdat het daar rustiger was. Mijn school was heel belangrijk voor mij.

Maar dat was niet de enige reden waarom ik niet inging op de avances van Geertje de Gruiter. Ze had drie broers en die hielden er honden op na. Sowieso hield ik niet zo van honden. Maar het ergste vond ik dat haar broers altijd met hun buks mango's van de bomen schoten, gewoon om de eigenaren van die bomen te pesten. Deze inlandse mensen hadden het geld voor de verkoop van hun vruchten nodig, maar door die rotjongens konden ze niks meer met de kapotte mango's doen.

In 1940 moest mijn vader gaan dienen bij de KNIL, omdat de Japanners in aantocht waren. Probolinggo moest bewaakt worden, dus alle Indo's kregen een taak om de stad te verdedigen. Ze waren de stadswachters die alle informatie moesten inwinnen voor de militairen. De watertoren moest bewaakt worden en drie of vier van die heren gingen daar de wacht doen. Als er informatie kwam, moesten ze deze doorgeven aan de militairen.

De Nederlands-Indische mariniers verloren de strijd in 1942, dus de Japanners kwamen binnen. De overgave was een feit. Er hoefde niks meer te worden bewaakt. Vervolgens werden alle Indische mannen in Probolinggo opgepakt. De Japanners waren goed geïnformeerd door de Indonesiërs die met hen samenwerkten, dus ze wisten precies waar de Indo's te vinden waren.

Mijn vader en zijn (half)broers werden allemaal opgepakt en naar een interneringskamp gebracht. Of je militair was of niet, je werd opgepakt. Ik was 13 jaar oud en zag hoe mijn vader als een stuk vee in een vrachtwagen werd gegooid. Ik weet niet waar al die heren in de vrachtwagen zijn gebleven. Liever denk ik er maar niet aan.

Vanaf dat moment stond ik onder protectoraat van zijn grootvader. Ik ging bij hem en zijn tweede vrouw (mijn stiefoma) inwonen. Mijn biologische oma was namelijk overleden bij de geboorte van mijn vader, ik heb haar nooit gekend.

Het was afgelopen met de ULO en Geertje de Gruiter zag ik ook niet meer. In de Japanse tijd ging er niemand meer naar school. Ik heb wel moeten werken voor de Japanners in een door hen opgezette katoenfabriek.
De fabriek bestond pas toen de Japanners er een half jaar waren. Ik werkte daar van 9 uur tot ongeveer half 4 's middags. Ik had geen keuze. Met het werk verdiende ik een permit om rijst te kunnen kopen. Ik moest niet alleen voor mijzelf een permit verdienen, maar ook voor mijn grootouders. Daarnaast hielp ik met mijn familie in de kampung mee om de sawa's te beplanten. Van hen kregen we ook af en toe wat te eten.

Eind 1943 kreeg ik te horen dat mijn vader was overleden in het kamp. Hij ligt op het oorlogskerkhof in Cimahi. Als ik in Indonesië ben bezoek ik altijd zijn graf. De laatste keer was in 2012. Dan vraag ik mijzelf huilend af waarom het zo heeft moeten lopen. Waarom moest hij zo behandeld worden door de Jappen en sneuvelen voor de Nederlandse driekleur? Het is nu precies 70 jaar geleden. In mijn hart heb ik er nog altijd verdriet van.

zondag 15 september 2013

Bijzondere vrouwen




Vorige week heb ik u verteld over de oudere guru's in de pencak silat Indonesia in Nederland, die een groep vormen en adviezen geven aan de jonge generatie. Ook in Indonesië zijn er ouderen 'sesepuh' genaamd, die hun sporen hebben verdiend binnen de Indonesische verdedigingskunst. Helaas zijn velen van hen al heengegaan. Onder hen bevonden zich bijzondere vrouwen.

Ibu Enny Rukmini Sekarningrat had in 1949 gevochten tegen de Nederlanders. Zij gebruikte op de slagvelden slechts een zwaard als wapen. Na de oorlog vestigde zij zich in Bandung. Ze nam de pencak silat-school 'Panglipur' van haar vader over en trainde met zijn leerlingen. Ibu Enny werkte samen met andere West-Javaanse pencak silat leraren binnen de 'Panglipur', zoals Pak Uca, Pak Uho, Hadji Sapari en M. Saleh.

Ibu Enny staat aan de wieg van verschillende hervormingen binnen de pencak silat. Zij verving bijvoorbeeld de zwarte kleding van beoefenaars door kleurrijke pakken. Ook promootte zij de pencak silat op scholen en universiteiten. Soms provoceerde zij mensen uit conservatieve groeperingen, maar ze kreeg officiële erkenning in 1953, toen ze met haar groep optrad op de Azië-Afrika conferentie in Bandung.

Ibu Enny Rukmini Sekarningrat overleed in de lente van 2011. Ze was bijna 100 jaar oud geworden en heeft tot het einde de pencak silat gepraktiseerd.

Verder was Ibu Tien Rostini Asikin één van de weinige vrouwelijke guru's en zij wordt 'Moeder van de Sundanese cultuur' genoemd. De Sundanese cultuur is de cultuur van West-Java en wordt veelal gepraktiseerd in Bandung, waar Ibu Asikin is geboren. Als jonge vrouw beoefende ze een West-Javaanse pencak silat-stroming, genaamd 'Padjadjaran'. Daarnaast zong en danste ze.

Ibu Asikin heeft de titel 'Moeder van de Sundanese cultuur' gekregen, omdat zij veel gedaan heeft om de cultuur, waaronder de verdedigingskunst, te behouden en te verbreiden. Als publiek persoon vertegenwoordigde zij de traditie. Zij heeft vele kunstenaars aanbevolen bij haar connecties. Dit waren personen op hoge posities, waaronder familieleden van president Soeharto. Veel initiatieven heeft ze zelf gefinancierd, zoals opleidingen in de kunst en grote evenementen en demonstraties. Helaas is zij in de herfst van 2012 op 70-jarige leeftijd heengegaan.

Deze twee vrouwen kenden elkaar natuurlijk vanaf het begin, ook al verschilden zij bijna 30 jaar in leeftijd. Zo was de oudere zus van Ibu Tien, destijds 17 jaar oud, al aanwezig op de Azië-Afrika conferentie waar Ibu Enny optrad. Ibu Tien zelf was toen nog maar 11, zij voegde zich later in haar tienerjaren bij de kunstenaars van Bandung.

Bronnen: Panglipur, Parahyangan.

zondag 8 september 2013

Raad van Ouderen


Vanaf begin jaren zestig tot midden jaren zeventig arriveerden in Nederland een aantal liefhebbers en beoefenaars van de pencak silat Indonesia. Op de bovenstaande foto zie je mij in het midden met van links naar rechts: de heer Kneefel, wijlen de heer Vink, de heer Theuvenet, wijlen de heer Smith, de heer Phefferkorn en de heer Drijsen.

U leest het goed dat enkelen op de foto al overleden zijn. Zij zijn jammer genoeg niet de enige pencak silat leraren die ons hebben verlaten. Natuurlijk komen er ook weleens nieuwelingen bij die een respectabele leeftijd hebben bereikt, maar dat zijn er niet zo veel meer als vroeger. Er zijn helaas nog maar weinig leraren die de Indonesische verdedigingskunst in ware zin beoefenen, maar hoe dat komt zal ik een andere keer uitleggen.

Nog steeds komen wij als ouderen samen en bellen we elkaar op om te praten over de ontwikkelingen in de pencak silat in Nederland. We vormen namelijk een adviesorgaan voor jongere leraren en instructeurs. Jongeren komen naar ons toe om vragen te stellen of om te praten over de goede oude tijd. We worden gevraagd op evenementen en staan bekend als de Raad van Ouderen.

Het woord ‘ouderen’ is in het Indonesisch ‘sesepuh’. Het woord ‘raad’ is in het Indonesisch ‘dewan’. Zo ontstond de naam ‘Dewan Sesepuh’. Om een impressie te krijgen van ons, kunt u klikken op de onderstaande link:

We worden meestal 'Paatje' of 'Pa' genoemd. Dit woord is afgeleid van het Indonesische woord 'Pak' of 'Bapak', wat letterlijk 'vader' betekent, maar het wordt in Indonesië ook gebruikt voor oudere mannen op leeftijd. Het is een gemoedelijke en beleefde term om iemand mee aan te spreken.

Toen wij begonnen in de pencak silat waren er nog geen verenigingen: niets was vastgelegd. Het was ook overzichtelijk want alles speelde zich af in het beperkte gebied van de kampung, de wijk. Nu wij in Nederland zijn is het lastiger om afspraken te maken. Zeker nu er van alles op internet wordt gegooid, wat natuurlijk niet altijd betrouwbare informatie is. Daarom heb ik een officiële stichting opgericht, genaamd Stichting ASLI. In deze stichting is het bestaan van de Dewan Sesepuh vastgelegd. We opereren rechtsgeldig, samen met andere guru’s die hun sporen in de Indonesische verdedigingskunst hebben verdiend.

Wat we belangrijk vinden zijn de omgangsnormen binnen de verdedigingskunst. Beleefdheid vind ik zeer belangrijk. Ik voel mij altijd thuis bij de Indonesische Ambassade in Den Haag. Al sinds het begin in de jaren zeventig kom ik daar regelmatig. Stichting ASLI heeft daarom verschillende evenementen georganiseerd in samenwerking met de Indonesische Ambassade. Zo probeer ik ons Indonesische cultureel erfgoed te beschermen en te behouden.

zaterdag 31 augustus 2013

Mijn jeugd in Probolinggo 2



vervolg

Op zesjarige leeftijd werd ik besneden samen met de kinderen in de kampong. Hoe dat kwam weet ik niet, want mijn vader en opa waren protestant, Pinkster om precies te zijn. Ik vermoed dat de scheiding van mijn ouders iets te maken had met het geloof, maar hoe het precies zat, ik ben er nooit achter gekomen.

Bij gratie Gods mocht ik naar de gouvernements-lagereschool. Dat had natuurlijk te maken met mijn Europese achternaam: Tönjes. De school had een hoger aanzien dan de school waar de kinderen uit de kampung (Indonesische wijk voor lagere stand) naartoe gingen. Ik mocht dus blij zijn dat ik een goede educatie kreeg.

Op school speelde ik wel met Indische kinderen, maar daarbuiten ging ik niet met hen om. Behalve dan met Willie Henschen, mijn beste vriend: hij was ook een Madurese jongen. Mijn roepnaam was Lodie. We werden soms Lodie Katjong en Willie Katjong genoemd, omdat ons accent anders was en we na school niet in Indische kringen vertoefden. Katjong is een scheldwoord. Een 'katjong' is iemand die behoort tot zogenaamd 'laag volk', dat wil zeggen: niet-Europees, niet-Westers. Een katjong zal nooit iets bereiken in het leven, was de opvatting. Mij maakte het allemaal  niet zo veel uit, wat ze ook zeiden. Maar Willie liet zich niet zomaar katjong noemen en hij ging er daarom tegenaan. Eerst vond er op school een gekijf plaats en dan wachtte Willie na school de pesters op. Soms gingen ze dan met z’n tweeën tegen Willie, dat vond ik zo laf, maar Willie gaf er niks om. En ik kon Willie natuurlijk niet alleen laten gaan. Ik gebruikte de weringen en de stappen van de verdedigingskunst Jago Tarong. Willie deed niet aan Jago Tarong, maar hij keek naar mij en pakte het snel op.

Een Hollandse familie, Van Staden, had een autobedrijf. Met de zoon Ronnie kon ik ook goed omgaan, de vader trakteerde ons weleens op een bioscoop. Hij en Willie woonden niet ver van mij vandaan. Achter ons was een tahu fabriek en daarnaast was er ook een kecap fabriek. Bij die kecap fabriek werkten veel Madurezen als koelie, oftewel drager. De eigenaar van die fabriek was een Chinees en daarom trainden de Chinezen bij de fabriek de kuntao. Dat was een gesloten gemeenschap, dus je kon er niet aan meedoen. Maar je kon wel gaan kijken. De Madurezen hebben van daaruit ook bepaalde technieken overgenomen. Er was dus wel enige invloed van buiten op de Indonesische verdedigingskunst. De invloed was echter niet zo groot dat de Chinezen de overhand hadden.

Kèk So, de leraar van de Jago Tarong, wilde de stijl zuiver houden. Maar zijn zoon Kasan zag dat er bij gevechten ook wel wapens gebruikt worden. Hij vond dat hij dit ook moest beheersen. Het korte mes is namelijk een wapen dat vroeger (en misschien nu nog steeds wel) gebruikt werd door Madurezen. Het Madurese volk is namelijk geen gemakkelijk volk: ruzies kunnen hoog oplopen en worden dan letterlijk op leven en dood uitgevochten. Madurezen hielden zich ook bezig met hanengevechten. Weddenschappen werden hiervoor afgesloten. Er werden mesjes aan de poten van de hanen gebonden, zodat ze elkaar konden verwonden en één van de twee zou dan uiteindelijk het loodje leggen. De haan die bleef leven, zou de winnaar zijn.

Hierdoor geϊnspireerd wist Kasan zijn mes zodanig omhoog te gooien en weer op te vangen dat het een spectaculaire show werd. Ook handig als je je mes verliest, dat je hem dan weer kunt grijpen. Kèk So, zijn vader, was hier niet blij mee. Een wapen doet afbreuk aan de sportiviteit van het gevecht, want degene die niet gewapend is, is ongelijk aan degene met het mes. Bovendien maakt een wapen je kwetsbaar: je bent gefocust op het wapen zelf en je hebt maar één hand vrij. Er werden technieken bedacht waarmee je als leeghandig persoon toch degene met het mes kon overmeesteren.

Toen kwam de Japanse tijd. Als ik eraan terug denk, denk ik: Wat een tijd. Eigenlijk praat ik er liever niet over, misschien een andere keer. Maar het hanenspel heb ik altijd behouden. Ik oefende voor mijzelf, 's morgens of 's avonds. Toen ik begon als 7-jarige was er geen organisatie. We zaten op de grond naar de volwassenen te kijken en we trainden voor onszelf, wanneer er maar gelegenheid was. En trainen voor mezelf doe ik nog steeds, tot op de dag van vandaag.

vrijdag 23 augustus 2013

Wat is pencak silat?

.

Twee weken geleden schreef ik een stukje over mijn jeugd. Ik heb het toen ook gehad over de Indonesische verdedigingskunst die ik toen beoefende en nu nog steeds beoefen. Deze verdedigingskunst kreeg later de samengestelde naam pencak silat. In deze blog zal ik uitleggen waar pencak silat om gaat.


Pencak Silat is een verzamelnaam van de Indonesische verdedigingskunsten bestaande uit pencak en silat. Deze verzamelnaam werd voor het eerst gebruikt op 18 mei 1948 bij de oprichting van de Indonesische pencaksilatbond. Vóór die tijd spraken we over 'spel'. De woorden pencak en silat bestonden al wel, maar ze werden nog niet als één woord gebruikt. Vaak wisten de mensen ook niet wat de pencak was en wat de silat was. Ikzelf hoorde de woorden pencak en silat pas in 1938, hierover kun je lezen in de blog 'Mijn jeugd in Probolinggo 1'.

Ik wil benadrukken dat het gaat om een Indonesische verdedigingskunst en geen vechtkunst en/of martial arts of sport. De geschiedenis van Indonesië heeft ons geleerd hoe het Indonesische volk zich vanaf de Paleolitische en Neolitische tijdperken tot het jaar 1949 had moeten verdedigen tegen indringers van buurlanden, midden en westelijke landen. De koninkrijken van Mataram en Majapahit hadden een belangrijke rol. Hieruit is op te vatten dat het Indonesische volk een kunst heeft gecreëerd door zich steeds te verdedigen, aldus ontstond een verdedigingskunst en dus geen vechtkunst, vechtsport of martial arts.

Dat er binnen de pencak silat tegenwoordig sportwedstrijden worden georganiseerd is een gevolg van een ontwikkeling die ontstaan is na de bevrijding van Indonesië. Door de toenemende globalisering wil men in Indonesië bekendheid verwerven voor de pencak silat, zodat het op wereldniveau beoefend kan worden. Dit is echter helaas niet zonder nadelen. Er wordt getraind voor de sport, voor het scoren van punten. Hierdoor gaan veel belangrijke verdedigingstechnieken verloren, want oorspronkelijk was pencak silat bedoeld ter verdediging van mensenlevens. In de sport kun je natuurlijk zo ver niet gaan.

Pencak en silat zijn twee verschillende namen die één doelstelling hebben, namelijk verdedigingskunst met behoud van eigen technische methoden.

De silat heeft een cirkelloop tot verdedigen en ontwijken. Zoals ook dieren in het wild zich voordoen in hun gedragswijze bij het aanvallen van een prooi of als verdediging van zichzelf. Hierdoor zijn er dierenstijlen binnen de silat ontwikkeld. 

Eén van de stromingen binnen de silat is "Tjimande Tari Kolot", genoemd naar een rivier in Banten die 'Tjimande' heette. Stijlen binnen deze stroming zijn: tji-macan (tijger), tji ular (slang), tji kalong (vleermuis), tji monyet (aap). Men schrijft nu 'Tji' volgens de nieuwe spelling 'ci'. Dus ci-monyet, ci-macan, enz.

De naam silat komt veel voor op de eilanden Sumatra en West-Java en in mindere mate op de eilanden Bali, Lombok, de Molukken, Timor, Borneo, Sulawesi en Irian.

De pencak heeft een vastgestelde vorm van verdedigen en aanvallen, namelijk binnen een driehoeksverband van één meter. Terwijl de silat vrij is in haar beweging, ontstonden er binnen de pencak verschillende basislopen, genaamd 'jurus' (gerichtlopen) en 'langkah' (gekoppelde jurus). Deze gekoppelde lopen in verdedigen en aanvallen hebben bepaalde namen gekregen. 

De naam pencak komt veel voor in de gebieden van Midden-Java, Oost-Java en Madura.

Op de foto bovenaan zie je een staande persoon die de pencak beoefent. De liggende persoon beoefent de silat, hij maakt een slangenbeweging.

donderdag 15 augustus 2013

Independence day


Klik om de slideshow te starten!


Zaterdag 17 augustus 2013 was het weer onafhankelijkheidsdag van Indonesië. Het is alweer 68 jaar geleden dat Indonesië onafhankelijk werd. Als ik niet in Indonesië ben, ga ik altijd naar de vlagceremonie bij de ambtswoning van de ambassadeur in Wassenaar, aan de Kerkeboslaan 2. Als je op de link klikt, zie je hoe het dit jaar was.

Vanaf het begin tot het eind verliep de gehele ceremonie ordelijk, enthousiast en vredig. De gemeenschap en de gasten kwamen erg serieus over tijdens de plechtigheid. Erg enthousiast en met één hart, gevuld met geluk en trots.

Wat voor mij zeker is, is dat de gehele ceremonie me elk jaar weer doet denken aan de overdracht van de soevereiniteit van het volk en de staat Indonesië in 1950. Ik was destijds in Tanjungkarang, Bandar Lampung, Sumatra.

Het was in de overgangsperiode van de federale tijd naar de Indonesische Republiek. Ik kreeg als hoofd inspecteur politie van het gebied Tanjungkarang Lampung de eervolle opdracht om de groep te leiden die de rood-wit-blauwe vlag naar beneden haalde. Eervol, omdat ik vanaf het begin achter de onafhankelijkheid stond.

Nadat de rood-wit-blauwe vlag naar beneden was gehaald, volgden wij samen met de broeders van het leger van het bataljon Bandar Lampung-Zuid en de Indonesische gemeenschap het hijsen van het rood-wit, vergezeld door het lied 'Indonesia Raya', dat nu nog steeds het volkslied is. Het hijsen van de vlag werd uitgevoerd door leden van het bataljon TRI (tentara/leger republiek Indonesia) Tanjungkarang. 

In mijn herinnering vertegenwoordigde dhr. Sukardi, vergezeld door de heren Adj. Fajar Sidik en Burhanudin, de kombat TRI. De ceremonie werd geleid door de resident, de heer Gele Harun. Op dat moment was commissaris M.H. van Rhee getuige van de machtsoverdracht. Hij was als Nederlander afgezant van de federale politie van het gebied Bandar Lampung Selatan.

donderdag 8 augustus 2013

Mijn jeugd in Probolinggo 1


Als Indische jongen uit een Madurese familie werd ik in 1928 geboren te Probolinggo op Oost-Java. Dat wij een Europese voorvader hadden die ons de naam Tönjes had gebracht, maakte het verschil. Opa Tönjes werkte als stationschef bij het Staatsspoor onder Nederlands gezag. Hij had natuurlijk een belangrijke functie voor die tijd en daarom tamboereerde hij erop dat de Nederlandse taal gesproken moest worden. Want wat kon je anders bereiken in het leven? Toch was grootvader een echte Madurees, want zijn moeder kwam van Bengkalan op Madura, een eiland net boven Oost-Java. 

Ik was vaak bij familie in de kampung (Indonesische wijk voor lagere stand) te vinden en hier werd de Madurese taal volop gebezigd, aangezien er in Probolinggo veel Madurezen woonden. Opgenomen in de kampong voelde ik mij goed: knikkeren, vliegeren met zelfgemaakte vliegers. Vanaf mijn zevende jaar nam ik, zoals alle kinderen daar, deel aan trainingen in het 'hanenspel', in het Madurees 'Jago Tarong' genaamd. Het ging eigenlijk zoals het er nu waarschijnlijk nog steeds aan toe gaat in de kampong: Je bent een jongen van vijf jaar en dan ga je steeds kijken, samen met de andere kinderen. Je probeert het na te doen. Op een gegeven moment vragen ze: "Willen jullie misschien meedoen?" Dat vond ik natuurlijk geweldig en na de training stonden we voor het huis te demonstreren wat we allemaal hadden geleerd. Ook trainde ik voor mijzelf, ik oefende de stappen overal. Iemand die dat zag, vroeg aan mij: "Wat voor spel speel je, nyo?" (nyo = sinyo en betekent 'Indische jongen')


De trainingen werden gegeven door de heer Wongsokarto en zijn zoon Kasan. Maar de oude heer werd door iedereen 'Kèk So' genoemd. 'Kèk' is een afkorting van 'kakèk', wat 'grootvader' betekent. 'So' is een afkorting van de naam 'Wongsokarto'. Familie van mijn moeder, de familie Pfaff, beoefende veelal de Jago Tarong. De overgrootmoeder van mijn moeder kwam ook van Madura, uit Sumenep.


Het spel van de Jago Tarong bestond al voordat ik geboren was. In 1948 werden de verdedigingskunsten van Indonesië verenigd onder de naam pencak silat. Daarvoor bestonden de woorden pencak en silat al wel, maar ze waren niet zo bekend. Ik had de woorden pas gehoord in 1938. Niet als één begrip, maar los van elkaar. De Indonesiërs begonnen in die tijd meer naar andere delen van Indonesië te reizen, zoals West-Java en Sumatra. Het mensenverkeer werd vrijer. Later begreep ik dat dit kwam doordat de Japanners in aantocht waren en de Nederlanders hoopten zo de Indonesiërs voor zich te winnen, zodat ze aan hun kant zouden staan. De Madurezen waren zeevaarders, dus ze grepen die kans natuurlijk met beide handen. Via hen hoorden we van pencak en van silat. Maar wat pencak en silat precies betekenden en wat dan de pencak was en wat de silat was, dat wisten we niet. Vandaar dat we het gewoon 'spel' bleven noemen.


Destijds was het zeker niet vanzelfsprekend om aan verdedigingskunst te doen, want het werd verboden door de Nederlandse regering. Het moest dus in het geheim. Het spel werd in de vorm van een soort toneelstuk gegoten. Iedereen kreeg een rol. Wij als kind zaten om de beurt voor het huis op de uitkijk. Op de grond lag een touw. Aan het einde van dat touw zat een blikje. Dat blikje lag achter het huis, waar mensen aan het trainen waren. Als er iemand aan kwam, trokken we aan het touw en het blikje begon dan te rammelen. Zo werden de mensen gewaarschuwd.


Doordat mijn ouders op mijn vijfde jaar uit elkaar gingen was ik al vroeg zelfstandig. Mijn moeder vertrok op een gegeven moment naar Malang, werkte hier en daar bij gezinnen als kinderjuf en deed nog van alles erbij om aan de kost te komen, zoals groenten verkopen op de markt. Mijn vader kreeg de voogdij en ik woonde bij hem. Hij werkte op een laboratorium van een bedrijf dat met name druiven en champignons kweekte. Ik was vaak alleen thuis, maar de familie in de kampong woonde niet ver weg. Ze kwamen vaak langs en andersom was ik veel bij hen, vooral bij een neef van mijn opa werd ik veel opgevangen. Ook al was ik Indisch en waren zij Indonesisch, we waren toch één familie.


Wordt vervolgd

donderdag 1 augustus 2013

85-jarige heeft blog

Beste Lezers,

Allereerst zal ik mijzelf voorstellen. Mijn naam is Tönjes. Ik ben leraar in de edele Indonesische verdedigingskunst pencak silat en ik geef sinds 1977 trainingen in Eindhoven en Tilburg.


Voor mijn 85-ste verjaardag heb ik van mijn leerlingen deze weblog gekregen. Elke zaterdag na de training ga ik met hen naar een wegrestaurant van Mc Donalds. Dit bedoel ik niet als reclame: het is makkelijk te bereiken, want je hoeft er de stad niet voor in en ze hebben er lekkere koffie. Mijn leerlingen komen uit Tilburg, Eindhoven en Rotterdam, dus kunnen ze vandaar uit snel naar huis.


Als we dan koffie zitten te drinken, vertel ik van alles en nog wat. Thuis achter de computer stuur ik veel mailtjes rond om zaken betreffende de pencak en silat te verhelderen. En nu kan ik dus ook op het internet mijn verhaal kwijt. Ik ben van plan om elk weekend een stukje te publiceren.

Natuurlijk wil ik bloggen over de verdedigingskunst, ik heb hierover al veel geschreven. Maar ik vind het tevens belangrijk om in het algemeen de kunst en cultuur van Indonesia te bespreken. Daarnaast hoop ik iets te kunnen vertellen over hoe het vroeger was in het toenmalige Nederlands-Indië en dat in contrast met de huidige ontwikkelingen in Indonesia...


Ik praat ook graag over andere onderwerpen, zoals de huidige actualiteiten die ik op de televisie zie en wat mijn mening hierover is.


Op de foto hierboven ziet u mij te midden van een aantal symbolen die mij dierbaar zijn: de wapens die horen bij mijn verdedigingskunst, de emblemen van mijn vereniging, de wayangpoppen Bima en Arimbi, de kerissen en voor mij ook heel belangrijk: de garuda pancasila, het wapen van Indonesia. Over deze voorwerpen zal ik in deze blog nog uitgebreid gaan schrijven.


De foto is overigens gemaakt door een van mijn leerlingen: Qonita. Zij kwam vanuit Indonesia naar Nederland in 2007 wegens studie. En ze maakt prachtige foto’s, kijk maar op haar website: http://500px.com/qonita


Volgende week vertel ik een stukje over mijn jeugd. Ik ben in 1928 geboren in Probolinggo op Oost-Java en heb tot 1964 in Indonesia gewoond. Ik ga het hebben over mijn kindertijd en hoe het toen was. Ik hoop dat u dit dan weer gaat lezen.

Bedankt voor uw aandacht.