Vandaag was ik bij Paguron Mande Muda Mawar Suci in Den Bosch, bij
mijn goede vriend de heer Tulalessy. Hij is ook guru in de pencak silat en hij
hield examens voor de graduatie pelatih: dit is de zwarte band in de
Indonesische verdedigingskunst. Zie ook de website Paguron Mande Muda Mawar Suci
In de hoedanigheid van voorzitter van Stichting ASLI en als sesepuh (oudere
guru) was ik aanwezig. Een andere sesepuh die ons vergezelde is de heer
Theuvenet. Guru George de Groot, voorzitter van de NAPSI, was ook examinator.
En er waren een paar leerlingen van mij van de vereniging PERMASIT als
toeschouwer gekomen. Natuurlijk waren er nog meer toeschouwers, zoals familie
en vrienden van de kandidaten.
Zo’n examen is niet niks. Het begon om 13.00u en eindigde om 16.00u. Er waren
drie kandidaten die drie uur lang moesten laten zien wat ze konden: alle lopen
en technieken passeerden de revue. Je moet dan onder andere denken aan
gewapende en ongewapende technieken, demonstratievormen, weringen. En als klap
op de vuurpijl kwam er een meditatieve test die bestond uit de volgende vier
onderdelen:
Allereerst gingen ze in tweetallen een ijzeren stang buigen. De stang werd aan
weerskanten op de keel gezet en het tweetal liep dan naar elkaar toe en het
ijzer boog alsof het een rietje was.
Vervolgens gingen de kandidaten individueel op een meditatieve wijze bewegingen
opvragen. Hierna lieten zij andere leerlingen een dierenstijl doen. Tenslotte
moesten ze hun aanvaller op afstand ‘vastzetten’, zodat hij niet meer kon
bewegen.
Meditatieve technieken moet je mijns inziens als guru kunnen uitvoeren, zoals
ook wijlen guru Umarella dit kon. Jammer genoeg zijn er in Nederland maar
weinig leraren die het geestelijke beheersen, maar dit terzijde.
Het vergt veel van je conditie om alles op één dag te doen. Een perfecte
ademhaling is dan een must, evenals beheersing, zelfdiscipline, toewijding...
De examenkandidaten zijn dan ook al tientallen jaren in de leer bij guru
Tulalessy en meerdere malen naar Indonesië gereisd voor trainingen en
demonstraties.
Wij als
examinatoren waren zeer onder de indruk. Ik verbaas me er telkens weer over dat
‘Belanda’s’ (de kandidaten waren alledrie van Nederlandse komaf) dit kunnen
doen. Dat ze zo ver kunnen gaan dat ze het ritme van de Indonesische muziek
kunnen volgen en de bewegingen kunnen doen, tot aan de meditatieve oefeningen.
Dit heb ik uitgesproken tijdens de uitreiking van de officiële certificaten,
ondertekend door alle guru’s, Stichting ASLI en NAPSI.
Na het examen kregen we heerlijk te eten bij de familie Tulalessy. Ik ben blij
en dankbaar dat er weer nieuwe zwarte banders zijn. En ik hoop dat zij de
verdedigingskunst hun hele leven lang zullen blijven voortzetten en verbreiden.
In 1948 werd ik toegelaten tot de politieschool voor hoofdagenten
in Sukabumi. Hier kreeg ik mijn eerste contact met vrijheidsstrijders.
Een instructeur in Sukabumi genaamd Abas Wiranata Kusuma wist van mijn
sentimenten voor de vrijheidsstrijders. Zijn broer was lid van ‘Siliwangi’, een
elitedivisie op West-Java, genoemd naar een roemruchte heerser uit de 15e
eeuw. Hij gaf mij het adres van een andere vrijheidsstrijder: Raden Indih,
Jalan Gereja 8 in Bandung. Ik kon hem gaan bezoeken, want binnenkort zou ik met
andere studenten een vakantietripje naar Bandung maken.
Raden Indih was al geslaagd op de
politieschool en zijn dienst was in Bandung. Ik ging er alleen heen, zonder
medeweten van mijn studiegenoten. De ontvangst door Raden Indih was goed. Toen
was daar, in zijn huis, de bekende generaal Kosasih. Hij was toen nog geen
generaal, maar adjudant van het Indonesische leger en lid van de
elitedivisie genaamd Siliwangi, op West-Java. Het gesprek was een
kennismaking. Later, toen ik al in Nederland woonde, kwam ik Kosasih in Den
Haag tegen op de Indonesische ambassade. Ik was verbaasd dat hij mij nog kende
en zelfs ging omhelzen.
In juli 1949 slaagde ik voor de opleiding en ik werd gestationneerd in
Tanjungkarang, Lampung. Ik kwam daar in plaats van een hoofdagent die
neergeschoten was door Indonesische vrijheidsstrijders. Zijn naam was de heer
Klein. In Lampung werd ik ontvangen door de heer H. van Ree als
hoofdcommissaris. Een zekere Kowan, detachementscommandant algemene politie,
zorgde voor de behuizing.
Eerst ging ik terug naar Surabaya om in het huwelijk te treden. Mijn vrouw had
ik in het kamp in Tulong Agung ontmoet (http://phtonjes.blogspot.nl/2013/11/1945-1947.html)
De reis van Tanjungkarang naar Surabaya duurde twee dagen. Met de boot naar
Banten, van daar uit met de trein naar Surabaya. Na mijn huwelijk was ik
intensief bezig om mij in te werken in Tanjungkarang.
Ik kwam veel met mensen in
aanraking die verschillende lokale talen en dialecten spraken en zo leerde ik
om deze talen ook te spreken. Van hoofdcommissaris Raden Mas Djoeki
Mangoenredjodidjojo kreeg ik de naam Sanjoto om veilig het binnenland in en uit
te komen.
Alle strijders waren in het
binnenland. De Nederlanders en Indo's vonden het vreemd dat ik daar zomaar
ontvangen werd, maar zij wisten niet dat ik hiervoor een geheime naam had
gekregen. Als er werd aangekondigd dat Pak Sanjoto in aantocht was, wisten de
binnenlandse strijdkrachten dat ik het was. Ik voelde mij volkomen veilig en
was niet bang dat mij hetzelfde zou overkomen als mijn voorganger, de heer
Klein.