zondag 5 januari 2014

vrijheidsstrijders

In 1948 werd ik toegelaten tot de politieschool voor hoofdagenten in Sukabumi. Hier kreeg ik mijn eerste contact met vrijheidsstrijders.

Een instructeur in Sukabumi genaamd Abas Wiranata Kusuma wist van mijn sentimenten voor de vrijheidsstrijders. Zijn broer was lid van ‘Siliwangi’, een elitedivisie op West-Java, genoemd naar een roemruchte heerser uit de 15e eeuw. Hij gaf mij het adres van een andere vrijheidsstrijder: Raden Indih, Jalan Gereja 8 in Bandung. Ik kon hem gaan bezoeken, want binnenkort zou ik met andere studenten een vakantietripje naar Bandung maken.


Raden Indih was al geslaagd op de politieschool en zijn dienst was in Bandung. Ik ging er alleen heen, zonder medeweten van mijn studiegenoten. De ontvangst door Raden Indih was goed. Toen was daar, in zijn huis, de bekende generaal Kosasih. Hij was toen nog geen generaal, maar adjudant van het Indonesische leger en lid van de elitedivisie  genaamd Siliwangi, op West-Java. Het gesprek was een kennismaking. Later, toen ik al in Nederland woonde, kwam ik Kosasih in Den Haag tegen op de Indonesische ambassade. Ik was verbaasd dat hij mij nog kende en zelfs ging omhelzen.

In juli 1949 slaagde ik voor de opleiding en ik werd gestationneerd in Tanjungkarang, Lampung. Ik kwam daar in plaats van een hoofdagent die neergeschoten was door Indonesische vrijheidsstrijders. Zijn naam was de heer Klein. In Lampung werd ik ontvangen door de heer H. van Ree als hoofdcommissaris. Een zekere Kowan, detachementscommandant algemene politie, zorgde voor de behuizing.

Eerst ging ik terug naar Surabaya om in het huwelijk te treden. Mijn vrouw had ik in het kamp in Tulong Agung ontmoet (http://phtonjes.blogspot.nl/2013/11/1945-1947.html) De reis van Tanjungkarang naar Surabaya duurde twee dagen. Met de boot naar Banten, van daar uit met de trein naar Surabaya. Na mijn huwelijk was ik intensief bezig om mij in te werken in Tanjungkarang.


Ik kwam veel met mensen in aanraking die verschillende lokale talen en dialecten spraken en zo leerde ik om deze talen ook te spreken. Van hoofdcommissaris Raden Mas Djoeki Mangoenredjodidjojo kreeg ik de naam Sanjoto om veilig het binnenland in en uit te komen.

Alle strijders waren in het binnenland. De Nederlanders en Indo's vonden het vreemd dat ik daar zomaar ontvangen werd, maar zij wisten niet dat ik hiervoor een geheime naam had gekregen. Als er werd aangekondigd dat Pak Sanjoto in aantocht was, wisten de binnenlandse strijdkrachten dat ik het was. Ik voelde mij volkomen veilig en was niet bang dat mij hetzelfde zou overkomen als mijn voorganger, de heer Klein.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten