zondag 10 november 2013

Dienstplicht

Javaanse revolutionairen bewapend met bamboesperen, 1946
Bron: Tropenmuseum

Tijdens mijn dienstplicht medio '47 werkte ik in eerste instantie op de 83ste werkplaats als monteur. Ik moest natuurlijk mee het binnenland in als er pech was met een van de voertuigen. Risico was dat je dan aangevallen werd door vrijheidsstrijders. Dat was voor mij een dilemma, want een broer van mijn moeder was luitenant bij het Indonesische leger.

Stel dat ik tegenover hem kwam te staan, wat zou ik dan moeten doen? Bovendien wilde ik niet meewerken aan de strijd tegen zijn leger, maar dit kon ik natuurlijk tegen niemand vertellen. Ik hoorde ook verhalen over de politionele acties van ene generaal Spoor, hij had het Nederlandse leger in handen. Ik vond hem maar een misdadiger. Een stem in mij zei dat de Indonesiërs recht hadden op hun vrijheid. En hoewel ik als Indo een buitenstaander was, beschouwde ik hen als mijn eigen volk. En ik wilde niet vechten tegen mijn eigen familie en mijn eigen mensen.


Ik vroeg om overplaatsing met als reden dat het werk voor mij te zwaar was. Ik had een tengere gestalte en ik gaf aan dat het sjouwen met onderdelen van tanks en banden voor mij te moeilijk was. Niet helemaal de waarheid: wie mij kent weet dat ik nooit zou opgeven om die reden. Maar blijkbaar was ik wel geloofwaardig. Ik mocht na een half jaar gaan dienen bij de marinepolitie. Ook daar bleef ik ongeveer een half jaar. Toch had ik soortgelijke problemen, want er zat natuurlijk ook familie van mij bij de marine.

Toen kwam er Goddank toch een uitweg. Er was een vacature als administratief medewerker bij de algemene federale politie en ik greep die kans. Ik kon daar terecht. Vervolgens deed ik een toelatingstest voor de opleiding tot hoofdagent aan de politieschool in Sukabumi. Ik werd toegelaten tot de lichting 1948/1949. Hier kreeg ik mijn eerste contact met vrijheidsstrijders.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten